Op donderdag 8 december 2016 was ik uitgenodigd voor een gesprek met tien experts* op het gebied van Quantified Self (QS) bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het gesprek ging over o.a. de risico’s en baten van QS op de zorg, kosten en het milieu en was bedoeld om de als publiek aanwezige RIVM medewerkers te voorzien van input t.b.v. de vorming van nieuw beleid.
Het gesprek werd ingeleid door Martijn de Groot van het Quantified Self Institute (QSI) in Groningen, waarmee ik afgelopen jaar al samenwerkte aan een systematic review en meta-analyse over activity tracker gebruik. Martijn introduceerde het begrip QS, voorzag het van context en zette enkele belangrijke kansen en nog te overwinnen drempels uiteen.
Na de introductie door Martijn werden de aanwezigen gevraagd input te geven welke topics ter discussie dienden te komen, waarna de onderlinge discussie gefaciliteerd werd door moderator Johan Melse. Enkele interessante gesprekken die mij bij zijn gebleven gingen over hoe QS zich tot de huidige definitie van gezondheid verhoudt, hoe mensen gefaciliteerd kunnen worden in de interpretatie van hun data en voor wie QS dan wel of juist geen goed middel is.
Zo werd geopperd dat QS een bijdrage zou leveren aan de veronderstelling dat gezondheid een maakbaar gegeven is, wat tot zekere hoogte zou kunnen aanzetten tot dwangmatig gedrag. Een andere deelnemer pleitte er juist voor dat QS erg goed aan sluit bij de in 2011 door Machteld Huber geïntroduceerde definitie van gezondheid: Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. QS geeft de mens objectieve informatie waar beslissingen op gebaseerd kunnen worden. Hierdoor kan het vermogen om zelf regie te voeren worden gefaciliteerd.
Ook werd terecht opgemerkt dat onjuiste interpretatie van data juist een ongunstige invloed kan hebben. Mogelijke oplossingsrichtingen zijn te zoeken in het vereenvoudigen van de feedback die de technologie aan de gebruiker geeft en dus binnen de industrie, maar ook bij het ondersteunen van de mensen die dit onvoldoende zelf kunnen, bijvoorbeeld via de zorg.
Wat hier nauw mee samen hangt en een rode draad leek te zijn door de discussie is het vraagstuk voor wie QS een geschikt middel is. Een van de interessante aspecten van de QS beweging is dat het een beweging is die vanuit de samenleving plaats vindt. De ontwikkeling vindt al plaats in het publieke domein, ongeacht van wat de overheid en/of zorg er van vinden. Hoewel er op basis van gezond verstand wel een inschatting gemaakt kan worden wat de voornaamste doelgroepen zijn die QS nu gebruiken (bijv. met name jongere en/of hoger opgeleide mensen) zijn hier nog weinig tot geen officiële cijfers over beschikbaar.
Na dit gesprek van ongeveer een uur werd het publiek betrokken bij de discussie. Uiteindelijk werd afgesloten met het concretiseren van de adviezen van de aanwezige experts aan het RIVM m.b.t. QS, kort samengevat op de bijgevoegde foto. Mijn eigen advies was vooral dat het belangrijk is met name te bepalen welke doelgroep minder capabel is in het voeren van de eigen regie (m.b.v. QS) en onderzoeken hoe deze groep hierin gefaciliteerd kan worden. Mijns inziens kan juist de zorg een sector zijn waar deze indicering en facilitering plaats kan en misschien wel moet vinden op een gestructureerde wijze. Het onderzoeken van de (kosten)effectiviteit ervan en welke barrières nog overwonnen dienen te worden bij zowel de patiënt als de zorgverlener is hiervoor een vereiste.
* Aanwezigen: Martijn de Groot (Quantified Self Institute), Maartje Schermer (Erasmus MC), Sjoerd Kooiker (Sociaal Cultureel Planbureau), Jaco van Duivenboden (Nictiz), Eelco Kuijpers (TNO + IRAS, UU), Sander Voerman (Universiteit Twente), Herman de Vries (Saxion), Itte Overing (ICT Recht), Ronald Fokkink (SAUC), Hans Notenboom (Philips).